Inkomensongelijkheid

Het karige bestaan: een kwart eeuw armoede in Nederland

Vrooman, Cok; Wildeboer Schut, Jean Marie

Door de economische recessie is armoede weer een centraal onderwerp in het politiek debat geworden. Dit artikel geeft eerst een overzicht van enkele gangbare methoden om dit verschijnsel te meten. Daarna schetst het de ontwikkeling van armoede in Nederland sinds 1985 aan de hand van een gegeneraliseerde budgetbenadering. Volgens dit criterium nam de armoede vanaf het midden van de jaren negentig af, maar loopt ze de laatste jaren weer sterk op. Er kwamen meer werkende armen en arme allochtonen, en bij de slinkende groep eenverdieners werd de kans op armoede groter; maar 65-plussers zijn tegenwoordig zelden arm. Een decompositie-analyse geeft aan dat in de gehele bevolking de reductie tussen 1985 en 2010 (-2,3%-punt) vooral samenhangt met de lagere armoedeprevalentie bij gepensioneerden en autochtone kinderen, en de verhoudingsgewijs kleinere groep werklozen en bijstandontvangers. Het armoedepercentage nam echter toe door het groeiende aandeel mensen van niet-westerse herkomst. Bij loonontvangers hadden de ontwikkelingen bij een- en tweeverdieners een tegengestelde werking, waardoor het effect op het totale armoedecijfer per saldo verwaarloosbaar was.